Het was deze week de derde ronde dat anti-genocide activisten voor de rechter moesten komen. Het waren drie strafzaken van drie verdachten en de één was nog bizarder dan de ander waarbij de officier van justitie (OvJ) een ongewilde hoofdrol speelde: als blunderaar.
De rechtszaken waren gepland voor 31 juli maar opmerkelijk genoeg kreeg één van de verdachten een dag eerder te horen dat zijn zaak geseponeerd was, vanwege gebrek aan bewijs. Althans dat was de reden dat de officier van justitie gaf.
Er was wel degelijk bewijs: videobeelden, meerdere agenten die getuigen waren en een bekentenis. Het feit was dat verdachte een ME-agent had getrapt op 28 mei. Tevens opmerkelijk is dat de seponering zo laat is gemeld terwijl de aanklacht er al twee maanden lag. Alsof de OvJ pas een dag voor de rechtszaak het dossier leest. Zijn ongeloofwaardige beredenering viel menigeen op. De Telegraaf kopte dit:
Als de beredenering van de OvJ was om de activist geen podium te geven, heeft hij het omgekeerde bereikt: het artikel had 150k views en de tweet maar liefst 320k terwijl de meeste Telegraaf tweets rond de 5k views hebben. Het was duidelijk dat het onderwerp wat deed met mensen, zelfs Geert Wilders twitterde erover. Ook de politiebonden bekritiseerden publiekelijk het besluit van de OvJ. In een ander artikel zal hier nader op worden ingegaan. Waar dezelfde OvJ, Arjen Bennis, wel voldoende bewijs voor meende te hebben was de strafzaak tegen de 25-jarige filosofie student Melle. Net als Ozzy, werd hij er ook van beschuldigd om een agent geduwd en getrapt te hebben met als verschil dat hij ontkende en er ook geen videobeelden van waren.
Wat voor bewijs had de officier dan wel: een verklaring van een agent van het arrestatieteam. Daar tegenover stond een verklaring van een tweede agent: hij had zijn verklaring gewijzigd in het voordeel van de student. Er werden ook beelden getoond van betreffende incident welke gebeurde op 8 mei op de binnengasthuis-terrein van de UvA. Melle was weliswaar zichtbaar in beeld maar daarmee was ook alles gezegd. Hij verklaarde zelf de agent niet te hebben kunnen trappen omdat hij tussen twee linies stond met nauwelijks bewegingsruimte en zijn drie verklaringen waren allemaal consistent: verklaring bij zijn arrestatie, bij de rechter-commissaris en nu bij de rechtbank.
Tegenstrijdige politieverklaringen en burgerlijke ongehoorzaamheid
De rechter wilde weten waarom Melle geen gehoor gaf aan de oproep van de politie om het terrein te verlaten. Melle zou het niet gehoord hebben en dat was de meest zwakke punt uit zijn verdediging.
Een activist mag of misschien wel moet, soms de rebel zijn. En zeker tijdens historisch uitzonderlijke tijden zoals een genocide kan je je prima beroepen op burgerlijke ongehoorzaamheid. De onschuldige en zichtbaar zenuwachtige student kan niet verweten worden dat hij het heeft nagelaten. Daar is zijn advocaat verantwoordelijk voor en dat was Willem Jebbink. Noch Jebbink advocaten, noch één van zijn samenwerkende kantoren zoals Prakken D’Oliviera of Meijers Canatan advocaten hebben burgerlijke ongehoorzaamheid gebruikt als verdedigingsgrond. Terwijl deze argumentatie nu de meest geschikte tijd is om het te gebruiken, waarom doen ze het dan niet? Waarschijnlijk omdat ze hun warme banden met de staat warm willen houden want de gevestigde macht zal not amused zijn met deze verdedigingsgrond aangezien het hun gezag aantast.
Waar de gevestigde macht ook not amused van zou zijn is de integriteit van agenten in twijfel trekken, ook al zijn daar legitieme redenen voor. In de zaak van Melle was daar een legitieme reden voor: er waren namelijk tegenstrijdige verklaringen van twee agenten.
Tel daarboven op het disproportionele politiegeweld waar pro-Palestina activisten mee hebben te kampen. Maar ook over het politiegeweld is door de verdediging niet één keer over geklaagd, in geen van de zaken. De tegenstrijdige verklaring van de agenten werd wel aangekaart door Jebbink maar ‘dat was absoluut niet om de integriteit van de agent in twijfel te brengen’.
De rechter had kennelijk wel een idee hoe die tegenstrijd zou kunnen ontstaan:
“Het gaat er namelijk chaotisch aan toe op zo’n demonstratie en dan kan een agent de indruk krijgen dat hij een trap krijgt of vergissen in wie die trap heeft gegeven”.
Een onafhankelijke rechter zou niet moeten speculeren maar luisteren, of nog beter vragen aan de OvJ: “Er zit in het dossier tegenstrijdige verklaringen van twee agenten, wie moet ik geloven?”
Beste meneer de rechter; waarom zou een agent niet doelbewust kunnen liegen? Dat valt te rijmen in een reeks van misdragingen van agenten van het ten onrechte afslaan van gezicht bedekkende maskers (29 juni Den Haag) tot het in elkaar slaan van gearresteerde verdachten (Samir). Desondanks staat het woord van een agent in een rechtszaak gelijk aan het woord van een heilige.
Vervolgens stelde de rechter een misplaatste vraag aan de student, over zijn plannen om in Leuven te gaan studeren: “Heeft die universiteit dan geen banden met Israël?”
“Halsema verantwoordelijk voor de chaos”
Wat Willem Jebbink wel goed deed en tevens een unicum was van alle Palestina rechtszaken is de verantwoordelijkheid leggen bij de burgemeester over de geëscaleerde situatie op 8 mei. En daar had hij een goede reden voor: “Het was op 7 mei dat de burgemeester vreedzame demonstranten in tenten op het Roeterseilandcampus met geweld beëindigde. Daarom waren de activisten de volgende dag uitgeweken naar het binnengasthuis-terrein van de UvA. Dat het ook anders had gekund laat de VU zien: daar hadden studenten ook een tentenkamp opgezet die wel op vreedzame wijze beëindigd werd”.
Het kan zijn dat Willem Jebbink de kritiek op zijn functioneren zichzelf heeft aangerekend.
Als we naar de bewijslast kijken had de OvJ slechts één verklaring van een politieagent die ook nog eens tegengesproken werd door een collega-agent. De belastende verklaring wordt niet aangevuld met videobeelden, andere getuigen of enig ander bewijs. De OvJ had er beter aan gedaan om deze zaak te seponeren vanwege gebrek aan bewijs. Een bekend gegeven is dat het Openbaar Ministerie in de anti-genocide rechtszaken hogere strafeisen eisen dan andere activisten en rechters hierin meegaan.
Wellicht dat zijn obsessie om pro-Palestina mensen zo hard mogelijk te straffen een rol heeft gespeeld in zijn besluit om deze onschuldige first offender alsnog te vervolgen. Of het gaat om een koppige, ouderwetse man die tegen beter weten in handelt.
Ondanks de karige bewijslast vond de rechter dat het voldeed aan de ‘minimale eisen van bewijsvoering’. Waarschijnlijk leeft de rechter in dezelfde parallelle universum als zijn collega van het OM maar hij sprak de activist wel vrij tot zijn grote blijdschap. Willem Jebbink stond er triomfantelijk bij, maar hoeveel credits verdient een advocaat in een zaak waar verliezen moeilijker is dan winnen.
Dappere activiste outsmart het systeem
De derde zaak was misschien wel de meest bizarre. Dat ging namelijk om een anonieme verdachte. Zij was ook aangehouden op 8 mei omdat ze met een brandblusser spoot op ME-agenten. Bij haar arrestatie wilde ze haar identiteit niet prijsgeven en omdat ze niet eerder was gearresteerd was er geen vingerafdruk- match. Voor menigeen is het een verrassing dat een gearresteerde überhaupt anoniem kan blijven. De activiste werd dan ook niet bij naam genoemd maar met een nummer. De officier zei ook dat er videobeelden van zijn, iets wat bevestigd werd door haar aanwezige vrienden na afloop van de rechtszaak.
Er was ook een advocaat aanwezig die contact heeft gehad met de activiste maar hij had nadrukkelijk de boodschap gekregen dat hij niet namens haar mocht praten. Dus er is een strafzaak gaande, zonder verdachte en ook zonder verdediging en dat doet wat af aan de legitimiteit van de zaak: die is in dit geval per definitie oneerlijk.
Wat is dan het nut van zo’n strafzaak? De strafeis was een maand gevangenisstraf wat extreem te noemen is voor zo’n vergrijp. Volgens de OvJ heeft ze met het spuiten van water inbreuk gemaakt aan de ‘lichamelijke integriteit van de agent’.
Vanuit activistisch perspectief mag ook gezegd worden dat het een dappere verzetsdaad is; die agenten kwamen per slot van rekening niet om handjes te schudden of dialoog te voeren, nee ze kwamen om activisten in elkaar te timmeren.
In zo’n geval kan je niet met bloemen gooien naar deze indringers, je verzet je en het kan aangemerkt worden als zelfverdediging (noodweer) omdat zij met geweld beginnen.
Aan de andere kant, je moet wel durven en zij durfde. De rechter ging mee met de maand gevangenisstraf, alleen zal die niet gerealiseerd worden aangezien de identiteit van de verdachte onbekend is.
Waarom de aanklager dan toch een strafzaak begint is niet te bevatten.
Wat schiet het OM hiermee op? Het heeft eerder een averechts effect: er wordt een platform geboden om geïnteresseerden te informeren over de mogelijkheid om anoniem te blijven in geval van een arrestatie, wat zelfs succesvol kan leiden tot het ontlopen van je straf. En dat is hier het geval wat daarom absoluut een overwinning voor anti-genocide activisten is.
Het is een dikke middelvinger opsteken naar een klassensysteem die de ene groep veel zwaarder straft dan de andere groep. Het klassensysteem die bijvoorbeeld de daders van het toeslagenschandaal niet vervolgt, seksisten als Jeroen Rietbergen en Johnny de Mol niet vervolgt. Een systeem die de democratische rechten van sommige verdachten ontneemt en het dus praktisch onmogelijk maakt om volgens de regels van de democratie het spel te spelen: tegen zo’n systeem kan je alleen maar activisme voeren.
We kunnen met overtuiging zeggen dat Palestina activisten deze ronde hebben gewonnen: van de 3 strafzaken gaat niemand een straf krijgen, ook al waren er twee misschien, volgens de letter van de wet, schuldig. Dat heeft de OvJ aan zijn eigen flaters te danken. Als het hem om ‘waarheidsvinding’ zou gaan of om het belang van de maatschappij had hij deze twee strafzaken geseponeerd en de zaak van Ozzy wel voor de rechter laten komen. Maar in plaats daarvan maakte het OM politieke keuzes die dus verkeerd hebben uitgepakt.
Als de OvJ niet van zijn fouten geleerd heeft, heeft hij nog twee weken de tijd om in hoger beroep te gaan.